Oprichting Syrisch (Orthodoxe) Kerk van Antiochië.

Professor Sebastian Brock zegt in deel II van de Verborgen Parel op blz. 185 over de oprichting van de Syrisch (Orthodoxe) Kerk van Antiochië het volgende:


Volgens de overlevering, was het in Antiochië, dat de volgelingen van Christus voor het eerst de naam ‘Christenen’ kregen (Handelingen 11:26), en St. Petrus was, volgens zeggen, zeven jaar lang (33-40) de eerste bisschop, voordat hij naar Rome trok en daar als martelaar stierf. Het was dan ook niet vreemd, dat er zich in Antiochië een groot centrum ontwikkelde van Christelijk leer en missionaire activiteit, en onder de invloedrijkste theologen en kerkleiders waren mensen zoals Ignatius, Serapion en Johannes Chrysostomus. Onder hun leiderschap en inspiratie, en die van vele anderen wier namen men zich nauwelijks herinnert, verspreidde het Christendom zich door de eeuwen heen langzaam maar zeker, vanuit de grote wereldstad naar de steden en dorpen eromheen. (In het algemeen, oefenden andere Syriërs diepe invloed uit op het Westerse Christendom. Zo schreef, bijvoorbeeld, de zesde-eeuwse, tweetalige Syriër, Romanos de Melodist, uit Homs heel veel Griekse liedteksten voor de Byzantijnse Kerk die nu nog steeds gezongen worden in de liturgie, en die veel exegetische tradities afkomstig van Efrem en andere Syrische auteurs inbrachten in het Griekse gedachtegoed. En een zevende- eeuwse monnik Theodorus uit Tarsus werd uiteindelijk de Aartsbisschop van Canterbury in Engeland; hij stond aan het hoofd van de herinvoering van het Christendom aldaar; waarbij hij enkele specifiek Syrische tradities en gewoonten met zich meebracht.)

 

De vroegste Christelijke inscripties in Syrië aangebracht, boven de ingang van privé -huizen en in kerken en kloosters, zijn geschreven in het Grieks, wat aangeeft, dat dit de taal was die door veel vroege missionarissen gebruikt werd, zelfs in Aramese dorpen. Maar uit de late vierde en vijfde eeuw zijn er steeds meer Syrische inscripties, wat erop wijst dat missionarissen uit Edessa (het moderne Urfa in Zuidoost-Turkije) vanaf toen in de regio steeds actiever werden. Edessa viel binnen de invloedsfeer van Antiochië, maar had haar eigen geschiedenis en tradities (en niet te vergeten, een internationaal beroemde theologisch school), en was op zich al een belangrijk missionair centrum. Omdat de taal van de meerderheid in Edessa het Syrisch was, zelfs ook door velen in de ‘Hellenistische’ steden, was het een duidelijk voordeel voor  de Edesseense missionarissen om deze oosterse ‘lingua franca’ te gebruiken. Het hielp hen ook, dat er in de omgeving zoveel bloeiende kloosters en ascetische centra waren, want die leverden de noodzakelijke evangelisten. Het bestaan in Edessa van een aantal rivaliserende sekten, zoals de Marcionieten, Manicheeërs en Gnostici, die ook actief waren in zieltjeswinnerij en wier tegenwerking overwonnen moest worden, was nadelig voor de missionarissen. Ook werden ze door do seculiere en de godsdienstige rijksautoriteiten vervolgd, vanwege het feit dat de Syrisch -Orthodoxen de christologische leer van het Concilie van Chalcedon (451) hadden verworpen. En vanaf de zevende eeuw bracht de heerschappij van de Islamitische regeringen nieuwe problemen. Ondanks deze obstakels (en het voor de hand liggend politieke probleem, dat men zich bevond op de grens tussen het Romeinse en het Perzische Rijk), oefenden missionarissen uit Edessa een grote invloed uit op het Noorden en het Zuiden……. Enz… enz.. enz… en veel meer meer…..!!!! (Deel II Verborgen Parel, blz 185)


Antiochië in de Bijbel

  • In Handelingen 11: 26 lezen we: Een vol jaar maakten ze (Paulus en Barnabas) deel uit van de gemeenschap en gaven een groot aantal mensen onderricht. In Antiochië noemde men de leerlingen voor het eerst Christenen. “
  • In Handelingen 11:27-29 lezen we: In die tijd kwamen er van Jeruzalem profeten naar Antiochië. Een van hen, een zeker Agabus, voorspelde door de ingeving van de Geest dat er over de hele wereld een zware hongersnood zou komen. Dat is ook gebeurd onder keizer Claudius.
  • In Handelingen 13:1-3 lezen we: In de Christengemeenschap waren profeten en leraars: Barnabas, Simeon, bijgenaamd Niger, Lucius van Cyrene, Manaën die samen met de vorst Herodes groot was gebracht, en Saulus. Toen ze aan het vasten waren en voor de Heer een eredienst hielden, sprak de Heilige Geest: Maak Barnabas en Saulus vrij voor de taak waartoe ik heb geroepen heb. Na vasten en gebed legden ze hun de handen op en lieten hen gaan
  • In Handelingen 14:26 lezen we: Vandaar zeilden ze naar Antiochië, de stad waar ze toevertrouwd waren aan de goedheid van God en waar hun taak was opgelegd die ze voltooid hadden. “